Patrice Riemens on Wed, 17 Dec 2003 13:16:23 +0100 (CET) |
[Date Prev] [Date Next] [Thread Prev] [Thread Next] [Date Index] [Thread Index]
[Nettime-nl] Gilles Deleuze: een gesprek over 'de nieuwe filosofen' (uit 1977!) |
Waarom Gilles Deleuze (en zijn compagnon Felix Guattari) de huisfilosofen van de nieuwe media cultuur en van de 'beweging der bewegingen' in het algemeen zijn geworden, is waarschijnlijk vrij snel duidelijk na lezing van deze text die alweer uit 1977 dateert, en, althans op mij, verbijsterend premonitoir overkomt. Het origineel is uiteraard gevist uit de onvolprezen (maar nietemin bij vlagen zeer vermoeiende) Multitudes mailinglijst. = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = Gilles Deleuze, in een gesprek over de "nieuwe filosofen" (1977) Q - Wat is je mening over de "nieuwe filosofen"? Gilles Deleuze (GD) - Geen. Ik geloof dat hun denken helemaal niets voorstelt, echt nul komma nul. En ik zie twee mogelijke redenen voor deze nulligheid. Ten eerste gaan ze in de weer met grove concepten, als holle kiezen zo groot: dè Wet, dè Macht, dè Meester, dè Wereld, hèt Verzet, hèt Geloof, enz. enz. Op die manier kunnen ze idiote mengelingen tot stand brengen, en met oppervlakkige tweestellingen aankomen, zoals zijn 'de wet en de rebel'; 'de macht en de engel', en dat soort dingen. En tegelijk, naar mate het denken zwakker is, des te belangrijker de denker zich gaat voordoen, en hoe meer het onderwerp van het gezegde in gezwollenheid toeneemt ten opzichte van lege beweringen, zoals "ik, helder en moedig zijnde, ik zeg u..."; "ik, in mijn hoedanigheid van soldaat van Christus,..."; " ik, als lid van de verloren generatie..."; "wij, die mei '68 hebben meegemaakt ..., wij trappen niet meer in deze valse schijn..." Met deze twee manieren van argumenteren maken zij elke serieuze werk onmogelijk. En dat terwijl er al geruime tijd op allerlei gebieden mensen juist aan het werk zijn om precies dit soort fouten te vermijden. Zo is men bezig met het ontwikkelen van fijnmazige, dan wel heel gedifferentieerde concepten, juist om grove dualistische begrippen te vermijden. En men probeert te creatieve functies te definiëren die niet noodzakelijkerwijs langs de weg van de auteur-functie gaan, in de muziek, in de schilderkunst, bij audio- en video kunst, in de film, ja zelfs in de filosofie. Terwijl deze massale terugkeer naar een auteur toe, of tot een leeg . maar wel extreem ijdel - subject, dat grijpen naar oppervlakkige, clichématige concepten, dat komt allemaal neer op een bedenkelijk reactionaire beweging. Het lijkt de laatste onderwijshervorming wel, die een 'serieuze verlichting van het filosofish leerplan' inhield. Zeg je dat omdat Bernard-Henry Levy jou en Felix Guattari fel aanvalt in zijn boek "De barbarij met een menselijk gezicht"? Absoluut niet. BHL beweert dat er een verband bestaat tussen "Anti-Oedipus" en 'het goedpraten van het verotte op de mesthoop van de decadentie' (dat is het soort taal dat hij uitslaat). En ook dat er een diepe band is tussen "Anti-Oedipus" en drugsverslaving. Nou ja, daar zullen de drugsverslaafden in elk geval om kunnen lachen. Hij schrijft ook dat het Cerfi (Franse anti-discriminatie bureau, PR) racistisch is: dat is pas echt schunnig. Ik wou het al een tijd hebben over de nieuwe filosofen, maar ik wist niet zo goed hoe. Zij zouden namelijk meteen hebben gereageerd in de trant van "hij is stinkjaloers op ons succes". Hun bezigheid is allerlei mensen of zaken aan te vallen, de reactie af te wachten en dan op de reacties te antwoorden, en te antwoorden op de reacties op de reacties, enz. Ik kan zoiets maar een keer doen. Ik doe het èèn keer en daarna niet meer. Wat voor mij de situatie veranderd heeft, is het boek van Aubral en Delcourt, "Tegen de nieuwe filosofie". Daarin doen Aubral en Delcourt echt hun best om de gedachtengang van de nieuwe filosofie te analyseren en hun bevindingen zijn hoogst komisch. Zij hebben een waarlijk inspirirend boek geschreven, zij waren de eersten om tegen die trend te protesteren. Zij hebben zelfs de strijd met de nieuwe filosofen aangebonden op het televisiescherm, in een aflevering van "Apostrophe" (het cult literaire programma op de Franse TV, PR). Dus, om met de vijand te spreken, "God" heeft me verordend om met Aubral en Delcourt mee te gaan, om ook van een heldere en pessimistische moed te getuigen. Q - Maar als dit zo'n nullig denken is, hoe verklaar je dan dat het zoveel succes lijkt te hebben? Dat het om zich heen grijpt en medestanders weet te verwerven van het kaliber van Philippe Sollers? GD . Hier heb je beslist met een aantal verschillende problemen te maken. Ten eerste is het zo dat Frankrijk al eeuwig zit te teren op het "scholen" model. En een school, da is pas echt een verschikking: je hebt altijd te maken met een 'paus', met plechtstatige verklaringen, met statements in de trant van "ik vertegenwoordig de avant-garde", het hele gedoe met verstotingen, eigenrichting, politieke ommezwaaien, enz. enz. In het algemeen kan je (met die lui) stellen dat ze steeds meer gelijk denken te hebben naarmate ze zich vaker hebben vergist, ze kunnen dan immers beweren dat 'ze dat allemaal al meegemaakt hebben'. Dan krijg je dat alleen oud-stalinisten het recht hebben om het stalinisme te bekritiseren. Maar goed, hoe ellendig het ook gesteld is met die traditionele 'scholen' kan je ook weer niet beweren dat de nieuwe filosofen een school vormen. Wel vertegenwoordigen ze echt iets nieuws in de zin dat zij in Frankrijk, in plaats van een nieuwe school te stichten, het lieraire en filosofische marketing hebben geintroduceerd. En de marketing heeft zo z'n kenmerkende eigenschappen: 1. Het is noodzakkelijk dat men over een boek spreekt en dat er over een boek gesproken wordt, meer dan dat het boek zelf spreekt of iets te zeggen heeft. Het moet zo zijn dat de optelsom van de krantenartikelen over het boek, van de interviews, besprekingen, lezingen, en van de radio- en TV uitzendingen, het boek zelf vervangen, die eigenlijk net zo goed niet geschreven zou hoeven te zijn geweest. Daarom ligt het werk dat de nieuwe filosofen verrichten niet zozeer op het gebied van de boeken die ze schrijven als wel van de kranten artikelen die eromheen weten te laten breidelen, van de radio- en TV uitzendingen die ze weten te ritselen, van de interviews die ze geplaatst weten te krijgen, van de dossiers die ze in elkaar weten te laten draaien, van het nummer van Playboy waar ze zich binnen weten te dringen. Je ziet daar een hele scala aan activiteiten die, op dit niveau en met die mate van organisatie bedreven, tot nu toe buiten de filosofie leek te vallen, en de filosofie leek uit te sluiten. 2. En dan, gezien vanuit een marketingsoogpunt, moet het zo zijn dat het boek, of het eene produkt, meerdere versies heeft, om elk wat wils te kunnen bieden. Zo krijg je van het eene boek een devote versie, een atheistische versie, een heidegerriaanse versie, een linksistische versie, een voor Chirac aanhangers, een 'voor het linkse volksfront, maar dan wel gematigd', en een versie voor het centrum en zelfs een voor de centrum democraten (grapje van de vertaler, er staat "of zelfs een neo-fascistische"). Vandaar ook een verdeling der rollen om aan de verschillende smaken te voldoen. Zo heeft Clavel iets van Dr Mabuse, een Dr Mabuse die de passie preekt wel te verstaan. Jambert en Lardreau spelen voor Spöri en Pesch, de twee flunkies van Mabuse (klopt, ze willen Nietszche 'in z'n lurven pakken'). Benoist is de langafstand ros, de Nestor. (Bernard Henry-) Levy is soms de impresario, dan weer de script-girl, de compère, of de disk-jokey. Jean Cau vindt het allemaal geweldig; Fabre-luce bekent zich tot volgeling van Glucksmann; Benda gaat in de herdruk, want lang leve de deugden van de klerk. Wat een vreemde zooi allemaal ... (Philippe) Sollers was de laatste in Frankrijk die nog op de ouderwetse manier school maakte, compleet met paus, excommunicaties en standgerichten. Ik vermoed dat hij, toen hij die nieuwe onderneming doorhad, gedacht moet hebben, pollens! (weer een grap vd vertaler) die lui hebben gelijk, je moet met die jongens een verbond sluiten, het zou stom zijn om zoiets te missen. Hij is wat aan de late kant, maar hij had wel degelijk iets door. Want dat gebeuren met de marketing dat plotseling iets te maken krijgt met filosofieboeken, dat is echt iets nieuws, het is een idee, "je moest er maar op komen". Dat de nieuwe filosofen een lege auteur-functie in ere herstellen, dat ze in de weer gaan met ledige concepten, dat hele reactionaire gedoe neemt niet weg dat er sprake is van een echte modernisme, van een heel gelikte analyse van het literaire landschap en van de culturele markt. Zo bezien kan ik het me voorstellen dat sommigen van ons zelfs een zekere sympathieke bellangstelling kunnen opbrengen voor deze operatie, gezien vanuit een zuivere naturalistische of insektenkundige oogpunt. Voor mij ligt het anders, want mijn oogpunt is teratologisch (schijnt iets te maken te hebben met 'vervormings/ verminkingskunde', PR) van aard: dan is het gewoon een horreur. Q- Maar als het alleen maar een zaak van marketing is, hoe leg je dan uit dat wij eerst op hun hebben moeten wachten, en dat het nu het moment is dat het lijkt dat ze succes gaan krijgen? GD- Om meerdere redenen, die ons boven het hoofd gaan, en dat van hunnie trouwens ook. Andre Scala heeft heel precies de omslag geanalyseerd die plaats gevonden heeft in de relatie tussen journalisten en schrijvers, tussen de pers en het boekbedrijf. In samenspanning met radio en televisie is het journalisme zich er steeds meer bewust van geworden dat het 'het nieuws' can creëren, kijk bijvoorbeeld naar het 'gecontroleerd lekken', de opiniepeilingen, Watergate. En naarmate het steeds minder de noodzaak voelde om zich te verstaan met externe omstandigheden en gebeurtenissen, aangezien het een groot gedeelte daarvan zelf tot stand bracht, werd het ook steeds minder geneigd om een beroep te doen op analyses die van buiten de journalistiek zelf kwamen, of hun mening te vragen aan personages van het type 'intellectueel', of 'schrijver'. De journalistiek ontdekte als het ware in zich zelf een denken dat autonoom, en vooral toereikend was. Dat is de reden waarom, a la limiet, een boek minder gewicht in de schaal legt dan het artikel dat men erover schrijft, of het interview waartoe het aanleiding geeft. Intellectuelen en schrijvers, ja zelfs artiesten, worden thans uitgenodigd om zelf journalisten te worden willen zij aan de nieuwe norm conformeren. Wij hebben te maken met een nieuw type van denken: het interview-denken, het gesprek-denken, het instant-denken. Je kunt je nu al een boek voorstellen dat uit een krantenartikel ontstaat, en niet andersom. De verhoudingen tussen journalisten en intellectuelen zijn 180 graden omgedraaid. Het is allemaal op het televisiescherm begonnen, met de dressurnummers die interviewers ja-knikkende intellectuelen opgedrongen hebben. De krant (tegenwoordig zou je 'de media' zeggen, PR) heeft het boek niet langer nodig. Ik beweer niet dat deze omkering, deze 'domesticatie' van de intellectueel, deze journalisering op zich een ramp is. Wat gebeurt is, is dat op het moment dat het schrijven en het denken zich ging ontdoen van de auteur-funktie, op het moment dat de creativiteit niet meer automatisch via de auteur-funktie tot uitdrukking kwam, diezelfde auteur-funktie door radio en televisie, en de journalistiek overgenomen werd. Journalisten werden dus de nieuwe auteurs, en schrijvers die nog als auteurs herkend wilden worden moesten met journalisten in zee gaan, of zelf hun eigen journalisten worden. Een beroep dat mettertijd in kwade reuk was geraakt hervond door van locus en van subject te veranderen een nieuwe moderniteit en herwon een plek in de mainstream. Dat is wat intellectuele marketing als bedrijfstak mogelijk heeft gemaakt. Gebeuren of staan er dan geen andere dingen op de tv, de radio of in de kranten? Zeker wel, maar dat is niet langer een zaak van de nieuwe filosofen. We komen er straks nog op terug. Maar er is nog iets anders aan de hand. Wij zitten al een hele tijd in een verkiezingsperiode. Dat komt omdat verkiezingen niet langer een bepaalde punt in de tijd - die en die dag, op die plaats - vormen. Zij zijn nu meer als een soort raster die invloed heeft op de manier waarop wij de politieke realiteit begrijpen, of zelfs waarnemen. Alle gebeurtenissen, alle issues worden op deze vervormende raster terugherleid. De omstandigheden waarin tegenwoordig de verkiezingsstrijd wordt gevoerd doet het gebruikelijke peil van stompzinnigheid vervaarlijk stijgen. Nu is het juist op dat raster dat de nieuwe filosofen zich van meet af aan geplaatst hebben. Het doet er verder niet toe dat sommigen van hen zich aanvankelijk hebben verzet tegen de Unie van links, terwijl anderen juist een think-tank voor Mitterand wilden beginnen. Die twee stromingen zijn allengs gelijk gaan lopen, verenigd in een zeker afkeer van links, maar vooral op een thema dat al aanwezig was in hun eerste boeken: de haat van (mei) '68. Het was wie het meest op '68 kon schelden. Het is op basis van die haat dat ze hun stellingname hebben geconstrueerd: "Wij, die meegedaan hebben met mei '68 ( oh ja?), wij mogen zeggen dat het echt een dom gedoe was, en we zullen het nooit meer doen!". Zuur doen over '68, dat is alles wat ze in de aanbieding hebben. In die zin passen ze perfect in het permanente verkiezingsraster, wat ze ook verder voor politieke positie innemen. Vanaf dat moment kan alles de gehaktmolen in: marxisme, maoiesme, socialisme, noem maar op. Niet omdat de rëeel bestaande strijd nieuwe vijanden zou hebben doen onstaan, dan wel nieuwe problemen en nieuwe oplossingen, maar omdat dè Revolutie op alle manieren en voor nu en altijd onmogelijk verklaard dient te worden. Daarom moeten alle concepten die begonnen te funktioneren op een veel meer gedifferentiërde manier, neem de discussies rond macht, verzet, wensen en lusten, of zelfs het "volk" (tegenwoordig: "de multitude(s)", PR ;-), die moeten allemaal weer grofkluitig worden gemaakt en bijeengedreven in de suffe (pseudo)eenheid van dè Macht, dè Kerk, dè Staat, enz. Dat is ook de reden waarom het Denkend Subjekt weer op de bühne verschijnt, want voor de nieuwe filosofen is de enige mogelijke revolutie de zuivere daad van de Denker himself die de revolutie voor dood verklaart. Waar ik echt van walg bij ze is in wezen eenvoudig: de nieuwe filosofen doen aan maartelaarschapskunde ('martyrologie') ten koste van de slachtoffers van de Goelag, en van de geschiedenis in het algemeen. Zij teren op lijken. Zij hebben de getuige-funktie ontdekt, dat als een en dezefde dienst doet met de auteur-funktie en de schijver-funktie (zie het Payboy nummer: "Wij zijn de getuigen..."). Maar ze bedoelen eigenlijk dat de slachtoffers er nooit zouden zijn geweest, als die maar net zoals hun gedacht, of gesproken hadden. Het moest zo zijn dat de slachtoffers op een heel andere manier dachten of leefden teneinde uiting te geven aan degenen die in hun naam weenen, en die in hun naam spreken, en namens hun aan iedereen de les lezen. Zij die echt hun leven op het spel zetten denken meestal aan leven, niet aan doodgaan en aan verbittering of morbiede ijdelheid. Verzetsstrijders zijn eerder nogal levenslustige figuren. Men heeft nog nooit iemand opgesloten omdat hij onmachtig of pessimistisch was, eerder het tegendeel. Als je het vanuit het oogpunt van de nieuwe filosofen bekijkt, zijn de slachtoffers sukkels die zich te grazen hebben laten nemen, omdat ze nog niet door hadden wat de nieuwe filosofen nu wel door hebben. Als ik lid was van een vereniging van oud-verzetstrijders of van kampen-slachtoffers zou ik een klacht indienen tegen de nieuwe filosofen, omdat zij de Goelag-ingezetenen wel een beetje erg minachten. Q - Als jij de marketing aanvalt, betekent dat dat je pleit voor het ouderwetse boek, voor ouderwetse denkscholen? GD - Nee, nee en nog eens nee! Het is helemaal niet nodig om zo'n keuze te maken, óf marketing óf ouderwetse methoden. Dat is een valse keuze. Alles wat op het ogenblik echt leeft heeft niets meer met deze tweedeling te maken. Kijk naar de manier waarop musici aan het werk zijn, hoe het in de wetenschappen aan toe gaat, hoe sommige schilders hun productie organiseren, hoe geografen hun discipline inrichten, zoals bijvoorbeeld met het blad 'Herodote'. Het eerste kenmerk daarvan ligt in de ontmoeting. Denk dan niet zozeer aan colloquia of debatavonden, maar in de zin dat als je op een bepaald gebied werkt, je mensen ontmoet die op een heel ander gebied bezig zijn, alsof de oplossing altijd vanuit een ander domein dan je eigen komt. En het gaat hier niet om gemaakte analogieën of intellectuele metaforen, maar om daadwerkelijke kruisbestuivingen, om echte snijlijnen. Om een voorbeeld te noemen, en dit bepaald voorbeeld is belangrijk, omdat de nieuwe filosofen het voortdurend hebben over de geschiedenis van de filosofie: Andre Robinet is vandaag de dag bezig de geschiedenis van de filosofie geheel te vernieuwen, met behulp van computers; en daarbij komt hij onherroepelijk Xenakis tegen. Dat wiskundigen in staat blijken om een niet wiskundig probleem een zodanige wending te geven, of zodanig om te vormen dat zij ermee in de weer kunnen betekent niet dat het probleem nu een wiskundige oplossing krijgt, maar dat het een wiskundig component heeft dat zich laat vervlechten met andere componenten. Daartegenover staat de manier waarmee de nieuwe filosofen met 'dè' wetenschap omgaan en die is schikbarend. De kennismaking met en door je eigen werk met het werk van andere disciplines, van musici, schilders of wetenschappers is de enige werkwijze tegenwoordig waarmee je niet weer herleidt wordt tot ouderwetse scholen of het neo-marketing gebeuren. Het zijn die enkele momenten die fungeren als brandhaarden van creatie, en die werken op basis van creatieve funkties die onafhankelijk zijn en losstaan van de auteur-funktie. En dit geldt niet alleen voor de kruisbestuiving van verschillende vakgebieden. Ook op het niveau van de afzonderlijke vakgebieden, binnen die vakgebieden, zelf binnen onderdelen van die vakgebieden, hoe klein ook, vindt die zelfde vervlechting plaats. Filosofen moeten daarom vanuit allerlei hoeken vandaan komen en opereren. Niet in de zin dat filosofie afhankelijk zou zijn van een alomtegenwoordige populaire wijsheid, maar in de zin dat elke ontmoeting nieuwe kennis crëeert, en een nieuwe aanwending van die kennis, met een nieuwe situatie die daarbij hoort, bijvoorbeeld 'indy' bands en labels, en radio-piraten. En wat zien wij nu? Elke keer dat de creatieve funkties op die manier de auteur-funktie achter zich laten gaat deze haar toevlucht zoeken in een nieuwe conformisme opgetrokken uit PR en marketing. Dit leidt tot een hele rij min of meer openlijke en zichtbare conflikten: film, radio en televisie zijn even zovele mogelijkheden voor de creatieve functies die de auteur-funktie gedumpt hebben; nochthans reconstrueert de auteur-funktie zich binnen de conformistische gebruiken van uitgerekend deze zelfde media. Grote fimproduktie-maatschappijen besluiten dat ze het 'cinema d'auteur' maar weer eens gaan voortrekken: Jean-Luc Godard slaagt er dan in om iets creatiefs op de treurbuis (grap vd vertaler, PR) te krijgen; maar de machtige omroeporganisaties heeft zo haar eigen auteur-funktie en zal verdere creatie frustreren. En op het moment dat de literatuur, de muziek, enz. nieuwe creatie-gebieden ontginnen, steekt de auteur-funktie gelijk de kop op binnen de journalistiek, en begint prompt de creatieve funkties zozel van de journalistiek zelf als van de literatuur uit te schakelen. En daar komen we weer terecht bij de nieuwe filosofen: die hebben me daar een verstikkende, luchtdichte cultuurkamer ingericht. Zij vertegenwoordigen de negatie van elke politiek, van elk experiment. Om het kort te houden: ik verwijt ze dat ze het werk van smeerlappen doen; dat hun werk perfekt past in een nieuwe hyper-reactionaire verhouding tussen pers en boek. Een nieuwe verhouding inderdaad, maar vooral een conformerende verhouding. De nieuwe filosofen zijn hierbij betrekkelijk onbelangrijk. Zouden ze morgen van de aardbodem verdwijnen, dan nog kun je er vergif op in nemen dat hun marketing drive navolgers zal vinden. Die houdt namelijk de totale onderwerping van het denken aan de media. En tegelijkertijd voorziet zij dezelfde media met het minumum aan waarborg en intellectuele rust om elke poging tot creatie die hen in beweging zou kunnen brengen de nek om te draaien. Hoe meer stompzinnige debatavonden, hoe meer narcicistische auteurs-filmpjes, en hoe minder tijd je over houdt voor creatie, of het nu voor de televisie of voor andere media is. Ik zou een handvest voor intellectuelen voor willen stellen, die over hun tegenwoordige verhouding met de media zou moeten gaan en rekening zou moeten houden met de nieuwe machtsverhoudingen: gewoon weigeren, of althans forse eisen stellen, en nog liever zelf producent worden, in plaats van tot auteurs te verworden die alleen maar de brutaliteit van bediendes of de zeikerigheid van ingehuurde clowns kunnen vertonen. Beckett en Godard zijn in staat geweest om hieraan te ontsnappen, en op hun eigen, verschillende manieren te blijven creeren. En er liggen heel veel kansen om hetzelfde te doen op het gebied van film, beeld en geluid, muziek, literatuur, noem maar op... Maar de nieuwe filosofen, het is een soort besmettelijke ziekte die dat allemaal onmogelijk wil maken. Er komt geen sprankje van leven door hun handen, maar ze zullen hun doel hebben bereikt als ze lang genoeg in het medialandschap blijven opereren om wat dan ook dood te lullen. 5 juni 1977 vertaald door Patrice Riemens
______________________________________________________ * Verspreid via nettime-nl. Commercieel gebruik niet * toegestaan zonder toestemming. <nettime-nl> is een * open en ongemodereerde mailinglist over net-kritiek. * Meer info, archief & anderstalige edities: * http://www.nettime.org/. * Contact: Menno Grootveld (grootveld@nrc.nl).