| Eric Kluitenberg on Sat,  2 Dec 2006 13:14:40 +0100 (CET) | 
[Date Prev] [Date Next] [Thread Prev] [Thread Next] [Date Index] [Thread Index]
	
	| [Nettime-nl] Het Netwerk van Golven | 
 
beste nettime-nl'ers,
Hierbijj post ik de introductie-tekst voor Open #11 - Cahier over  
Kunst en het Publieke Domein, rond het thema Hybride Ruimte, met  
enkele minimale edits. Alle relevante informatie over het thema- 
nummer is te vinden op de website van NAi Uitgevers:
http://www.naipublishers.nl/kunst/open11_nl.html
Het is eigenlijk curieus dat op nettime-nl maar zelden complete  
essays of teksten worden gepost - i.t.t. de internationale nettime  
lijst functioneert dit forum primair als aankondigings- en informatie- 
kanaal. Eigenlijk jammer. Deze tekst is origineel in het Nederlands  
geschreven en leek me daarom zeer geschikt voor verspreiding hier. Ik  
hoop dat er nog één of twee subscribers zijn die het leuk vinden om  
dit te lezen...
vriendelijke groet,
eric
------------------
Het Netwerk van Golven
Leven en handelen in een hybride ruimte
De kantoorruimtes waar ik boven woon, in een hoekhuis in de Indische  
Buurt ergens in Amsterdam-Oost, boden eertijds onderdak aan een  
wijkbureau van de politie. Ik woonde er toen nog niet. De plek was  
voor korte tijd nationaal nieuws vanwege een behoorlijke rel die er  
zich afspeelde. Één of twee Marokkaanse jongens waren opgebracht naar  
het bureau voor een klein vergrijp. Volgens hun vrienden was dit niet  
terecht en ze achtervolgden de politie naar het bureau om de agenten  
daar te belagen. Het waren echter niet alleen die paar vrienden die  
achter de agenten aan renden, maar het was een veel grotere groep die  
plotseling opdook bij het bureau, bijna vanuit het niets en exact op  
het moment dat de jongens werden opgebracht. Dit fenomeen dat we  
later een ‘flash mob’ (1) zouden gaan noemen, was destijds nog  
relatief nieuw. De politie ter plekke was onaangenaam verrast en  
moest inderhaast versterkingen oproepen om met de belagers te  
'dealen'. Na afloop sprak een politiewoordvoerder er schande van dat  
de Marokkaanse jongeren hun mobieltjes hadden gebruikt om de groep te  
mobiliseren. Hoe anders hadden deze jongeren allemaal tegelijk kunnen  
weten dat er iets gaande was waarbij hun lijfelijke aanwezigheid  
‘dringend gewenst’ was? En waar ze precies moesten zijn? Wat de  
woordvoerder bedoelde was dat de jongeren sms-mailinglijstjes hadden  
samengesteld en zo sms hadden benut om zoveel en zo snel mogelijk  
mensen bij elkaar te krijgen. SMS via mailinglijsten was een  
populaire toepassing, omdat het versturen en ontvangen van sms- 
tekstberichtjes destijds nog gratis was.
‘Flash mobs’ kregen enkele jaren geleden veel aandacht in de  
massamedia. Semi-spontane bijeenkomsten in publieke ruimte van  
groepen mensen die elkaar niet of nauwelijks kennen, die gezamenlijk,  
synchroon en gedurende korte tijd een bepaalde handeling uitvoeren en  
vervolgens weer oplossen in ‘het publiek’, dat non-descript is en  
geen bepalende kenmerken heeft zoals banners, een uniform, een logo.  
De regie en communicatie over de bijeenkomst worden gevoerd via sms,  
of e-mail, waarin instructies aan deelnemers staan (waar, wanneer en  
wat). Die berichtjes kunnen vervolgens eenvoudig aan vrienden en  
kennissen worden doorgestuurd met het doel een kettingreactie met  
sneeuwbaleffect op gang te brengen waardoor een onvoorspelbaar grote  
groep op afgesproken tijdstip en plek zal verschijnen.
Reclaim the Mall!!
Het ‘flash-mob’-fenomeen vindt volgens sommigen zijn oorsprong in  
enkele tamelijk balorige acties in grote winkelcentra in Amerikaanse  
steden, die tijdelijk en speels werden ontregeld. Deze acties hadden  
meestal geen politieke betekenis. Eind jaren negentig verandert dit.  
De dan zeer actieve beweging ‘Reclaim the Streets’ (2), die  
georchestreerde ongeoorloofde ‘street raves’ in de publieke ruimte  
van grote steden organiseerde, maakte intensief gebruik van sms- en e- 
maillijsten bij het organiseren van quasi spontane straatfeesten. Zij  
gaf deze straatfeesten echter wel degelijk een gelaagde politieke  
agenda. Ze kregen doorgaans concrete politieke en maatschappelijke  
thema’s en werden gekoppeld aan acties, zoals steun aan een staking  
van metropersoneel in Londen. Tegelijk wilde de beweging met deze  
acties de publieke ruimte bevrijden uit haar economische  
gedetermineerdheid (transport, shoppen, reclame), samengevat in de  
slogan “The streets for people!”). De feesten kenden een vaste  
procedure. De avond tevoren werd een geluidswagen met generator, dj- 
set en veel geluidsboxen in een brede straat geparkeerd. Kort voor de  
start werd een dubbele aanrijding in scène gezet, aan het begin en  
aan het einde van de straat. Cruciaal hierbij was de berichtgeving  
aan de deelnemers, die de organisatoren in principe niet kennen. Zij  
ontvingen een kort bericht met sobere aanwijzingen over plek, datum  
en tijd en een enkele instructie: “wacht op de oranje rook - dan  
begint de rave”. Door de dubbele aanrijding was de straat op het  
afgesproken tijdstip afgesloten voor alle verkeer. De auto’s die  
werden ingezet zijn voorzien van rookbommen die door de minibotsing  
afgingen en enorme oranje rookpluimen produceerden, zichtbaar tot in  
de wijde omgeving. Dit was het teken waar de ‘Reclaim the Street’-mob  
op zat te wachten en de straat stroomde plotseling vol met mensen,  
soms meer dan duizend tegelijk, terwijl vanaf de vooraf geparkeerde  
truck of bus de muziek begonnen te dreunen....
Deze voorbeelden tonen aan dat we in een ruimte leven waarin het  
publieke op een nieuwe wijze wordt geconfigureerd door een veelheid  
van media- en communicatienetwerken die zich met de sociale en  
politieke functies van die ruimte verweven tot een zogenaamde hybride  
ruimte. Over de traditionele ruimte zijn elektronische netwerken  
gelegd zoals die van mobiele telefoons en andere draadloze media.  
Deze stapeling vormt een zeer instabiel, ongelijkmatig en voortdurend  
veranderend systeem. De sociale fenomenen die zich in dit nieuwe type  
ruimte afspelen kunnen we niet goed begrijpen zonder de structuur van  
die ruimte heel precies te analyseren.
Hoe Marokkaanse jongeren in Amsterdam-Oost sms-lijstjes gebruikten om  
zich razendsnel en effectief te mobiliseren tegen in hun ogen  
onterecht politiegeweld, is een interessant voorbeeld. Het laat zien  
hoe een sociale groep die zich in een sociaal gesegregeerde en  
gestigmatiseerde positie bevindt zich een nieuwe beschikbare  
technologie toeeigent. Mobilisering is mogelijk doordat op dat moment  
een real-time mobiel communicatiemedium (sms) vrijwel kosteloos  
voorhanden is. Kort na dit incident werd sms een betaalde service,  
overigens omwille van economische redenen, niet om politieke, en  
verloor het gebruik ervan voor dit doel snel haar populariteit. Het  
werd gewoon te duur om zoveel berichtjes tegelijk te sturen. De  
specifieke verhouding tussen tijd, ruimte en technologie en in  
mindere mate de economische factor, was bepalend voor de manier  
waarop deze sociale fenomenen zich manifesteerden. Meer dan e-mail  
die je vrijwel altijd vanaf een terminal of laptop binnen moet halen  
(e-mail op mobiele telefoons is erg omslachtig en inefficiënt), was  
de korte fase waarin sms een gratis en publiek medium vormde, een  
belangrijke indicator van een veranderende verhouding tot het gebruik  
en de organisatie van de publieke ruimte. De mobiliteit en de  
onmiddellijkheid van het medium brachten nieuwe sociale morfologieën  
(zoals de ‘flash mob’) tot leven, die nog het meest leken te duiden  
op een soort mobiele ‘just-in-time-communities’ in de fysieke  
openbare ruimte.
The Place of Flows...
De vraag is hier wat dergelijke nieuwe sociale morfologiëen  
betekenen. Wat bevindt zich achter de gimmick? Door welke sociale,  
economische en technologische transformaties komen dergelijke nieuwe  
fenomenen tot leven?
De belangrijkste sociologische theorie hierover tot op heden is  
geformuleerd in Manuel Castells’ “Rise of the Network Society”, het  
eerste deel van zijn trilogie over het informatietijdperk.(3) Hierin  
beschrijft hij de opkomst van de flexibele sociale netwerkverbanden  
die het gevolg zijn van economische en sociale transformaties in de  
laat-industriële samenlevingen en die door de introductie en brede  
toepassing van nieuwe technologie, primair communicatie- en  
informatietechnologie, worden versterkt. Castells poneert dat de  
netwerkvorm dominant is geworden in een nieuw type samenleving dat  
hij als de netwerksamenleving aanduidt. Hij behandelt de invloed van  
de netwerkvorm als sociale organisatie op de fysieke en sociale  
ruimte en stelt daar een nieuw soort tweedeling vast. Volgens  
Castells staan twee soorten ruimtelijke logica tegenover elkaar, de  
ruimtelijke logica van de materiele plaatsen en plekken versus de  
ruimtelijke logica van de immateriële stromen van informatie,  
communicatie, diensten en kapitaal.(4)
Wat aan de theorie van Castells vooral opvalt is de strikte scheiding  
tussen beide soorten ruimtelijke logica. Waar de ruimte van plaatsen  
en plekken duidelijk is gelokaliseerd en verbonden met lokale  
geschiedenis, traditie en herinnering, is de ruimte van de stromen  
volgens Castells principieel a-historisch, plaatsloos en continu. Dat  
laatste vooral omdat zij zich door alle tijdzones heen verplaatst en  
daarmee in zekere zin naast plaatsloos ook tijdloos wordt (5).  
Volgens Castells heerst tussen beide ruimtes een fundamentele  
asymmetrie: Terwijl het overgrote deel van de wereldbevolking in de  
ruimte van plaatsen en plekken leeft, woont en werkt, worden  
dominante economische, politieke, sociale en uiteindelijk ook  
culturele functies toenemend verplaatst naar de ruimte van de  
stromen, waar zij plaatsloze a-historische netwerkverbanden,  
internationale trends, machtsconstellaties en kapitaalverplaatsingen  
mogelijk maken. Slechts een zeer klein deel van de wereldbevolking is  
gerepresenteerd in de gremia die de beslissingen nemen over de  
inrichting en het gebruik van die nieuwe plaatsloze ruimtelijke  
verbanden. De beslissingen die daardoor in een in zichzelf besloten  
systeem worden genomen zijn echter steeds bepalender voor de  
levenscondities in de plaatsen en plekken waar de overgrote  
meerderheid van de wereldbevolking tracht te overleven en waar hun  
kennis, ervaring en geheugen is gelokaliseerd. Volgens Castells is  
het dan ook nodig om welbewust bruggen te bouwen tussen beide  
ruimtelijke dynamieken op politiek, sociaal en cultureel niveau,  
zodat de samenleving niet in een onoplosbare schizofrenie ten onder  
gaat.
Aantrekkelijk aan de theorie van Castells is dat zij het mogelijk  
maakt in één beeld een veelheid van asymmetrische ontwikkelingen in  
de samenleving te vatten en deze aanschouwelijk maken - een beeld dat  
de populaire cultuur zeker ook niet onberoerd heeft gelaten. Tegelijk  
is de tegenstelling die Castells suggereert tussen de fysieke plekken  
en plaatsen en de immateriële ruimte van stromen misleidend en  
uiteindelijk zelfs contraproductief voor de politieke agenda die hij  
formuleert: het bouwen van welbewuste bruggen tussen de fysieke  
ruimte en de informatieruimte. In plaats van op een strikte scheiding  
tussen fysieke ruimte en informatieruimte duiden alle technologische  
en sociale trends er juist op dat deze beide ‘sferen’ zich toenemend  
fijnmazig met elkaar verweven. Een generiek model zoals Castells hier  
suggereert, is totaal ongeschikt om deze fijnmazigheid te analyseren  
en om te begrijpen hoe daarin mogelijkheden voor publiek en  
individueel handelen ontstaan, de centrale vraag in dit nummer van  
Open. Welke bedreigingen voor de autonomie en onschendbaarheid van  
het subject, de groep, de gemeenschap of de culturele zelfbeschikking  
kunnen zich hier mogelijk manifesteren en hoe kunnen we deze te lijf  
gaan?
Hybride ruimte als polyform concept
Tegenover de plaatsloosheid en continuïteit van Castells’ a- 
historische ‘space of flows’ staat de discontinuïteit en  
multipliciteit van de hybride ruimte. De hybriditeit van dit  
ruimteconcept verwijst niet alleen naar de gelaagdheid van de fysieke  
ruimte en de daarin aanwezige elektronische communicatienetwerken Zij  
verwijst evenzeer naar de discontinuïteit van de ‘connectiviteit’,  
van het verbonden zijn met de veelheid van communicatienetwerken.  
Niet overal is immers zelfs maar het aanwezig zijn van  
telefoonverbindingen vanzelfsprekend. Belangrijker nog is de  
verbinding tussen lokale sociale en elektronische netwerken: wie met  
wie communiceert, in welk verband, wordt van regio tot regio anders  
ingevuld, soms van dag tot dag. Doordat de elektronische  
communicatieruimte geworteld is in lokale netwerken is zij verbonden  
met de lokale geschiedenis. Ook zijn vragen wie de elektronische  
ruimte controleert of zich eigen maakt verre van eenduidig te  
beantwoorden. Ravi Sundaram bijvoorbeeld, mede grondlegger van het  
Sarai nieuwe media initiatief in Delhi, wijst voortdurend op het  
ontstaan van wat hij een ‘elektronische piraten-moderniteit’(6)  
noemt. Deze ontstaat doordat lokaal groepen mensen, zonder  
legitimatie of toestemming, zich toegang verschaffen tot televisie,  
telefoon en internet - “Never ask permission, just appear!”.
De hybride ruimte is nooit exclusief lokaal, zoals de idylle van de  
insulaire hippiecommune van begin jaren zeventig. De al of niet  
gehackte lokale netwerkjes blijven niet beperkt  tot de lokale  
bazaar, of de groenteveiling in het volgende dorp. Deze lokale  
netwerken verweven zich met de internationale netwerken die ze zijn  
binnengedrongen. Zo stelt Saskia Sassen dat het lokale opnieuw wordt  
gedetermineerd als een micro-omgeving met een wereldwijd bereik.  
Vanuit de Favella’s downloaden de free-software genieën in Sao Paulo  
moeiteloos de vruchten van de laatste uitwisseling tussen de  
Amsterdamse Waag – de Maatschappij voor oude en nieuwe media – en het  
Alternative Law Forum in Bangalore, maar niemand trekt zijn of haar  
lokale wortels uit de grond.
Het dictaat van de zichtbaarheid
Wat opvalt in de gangbare discussie over en de bijbehorende kritiek  
op de opkomst van elektronische media in de publieke ruimte is de  
preoccupatie met de visuele manifestatievormen daarvan; schermen,  
projecties, elektronische markeringen. Het is een soort opgerekte  
beeldkritiek, die nauw aansluit bij een traditie die veronderstelt  
dat de visuele ordening van de waarneembare werkelijkheid een  
noodzakelijke voorwaarde is om over die werkelijkheid macht uit te  
kunnen oefenen. Wat deze preoccupatie met het visuele echter in de  
weg staat is een kritische analyse van meer onzichtbare processen die  
de publieke ruimte opnieuw ordenen en haar een andere gebruikslogica  
opleggen. Relatief onzichtbare vormen van sociale dwang, die deze  
processen bewerkstelligen, hebben mogelijk een veel grotere betekenis  
voor de vraag hoe de publieke ruimte in de toekomst gebruikt kan en  
mag worden.
Het concept van de perfecte visuele ordening dat uitdrukking geeft  
aan de sociale werkelijkheid, waarin machtsstructuren volkomen  
eenduidig en transparant zijn verwijst nog altijd naar de ‘legitieme  
constructie’ van Alberti en de ideale stad van Piero della Francesca.  
Zij spiegelen een visuele articulatie van het dagelijks leven voor  
die een complete controleerbaarheid en construeerbaarheid van het  
sociale en publieke suggereert. Hoewel het unificerende gezichtspunt  
van het lineair perspectief reeds lang is verworpen stipuleren de  
straatschermen voor ons nog steeds een enkelvoudig perspectief: een  
correcte zichtafstand en kijkrichting, terwijl de sociale  
verhoudingen ingrijpend zijn gewijzigd.
Het scherm op straat is tevens de belichaming van het spektakel in  
haar meest repressieve vorm. Het spektakel beheerst nu niet alleen  
meer het binnenleven, het interieur van de vervreemding van de  
gemiddelde tv-junk. De straat, het klassieke toneel van het moderne  
theater, wordt overbelicht door de oprukkende elektronische schermen  
en projecties. Zij wissen daarbij de publieke functies van de  
openbare ruimte uit. De publieke functies vervagen in een stroom van  
licht en beelden die de fetisj van vervreemdende verlangens over ons  
uitstorten terwijl we een noodzakelijk traject, de gang van A naar B,  
in de stad afleggen...
Beperkingen van het scherm
Een ander kritiekpunt van de nieuwe urbane visualiteit is haar  
inherente beperktheid. Vrijwel elk scherm is rechthoekig, plat,  
beperkt in haar resolutie (de hoeveelheid beeldpunten die de  
beeldkwaliteit bepaalt). Mediakunstenaars hebben die beperkingen  
reeds lang geleden onderkend en hebben een veelheid aan strategieën  
ontwikkeld, die wisselend succesvol zijn en die de beperkingen van  
het scherm proberen te overwinnen door bijvoorbeeld de ruimtelijke  
installatievorm, interactieve media waarbij het scherm zelf ook een  
beweegbaar en manipuleerbaar object wordt, projectie op wanden,  
doeken, gebogen schermen, niet rechthoekig gevormde schermen (7),  
gespiegelde projecties, bewegende projecties, projecties op  
glasmaterialen, enzovoort. Kunstenaars als het collectief Knowbotic  
Research lieten zelfs het scherm geheel achterwege door gebruik te  
maken van nieuwe haptische interfaces en stereoscopische helmen die  
uit het Virtual Reality onderzoekslaboratorium afkomstig waren, of  
zoals tijdens het Dutch Electronic Art Festival in 1996, een  
installatie op het dak van het Nederlands Architectuur Instituut,  
waar netwerkmanipulaties zich in geluid en stroboscopisch licht  
vertaalden.(8) Ook het Xchange-netwerk, waarin kunstenaars collectief  
de geluidsdimensies van internet exploreren is een voorbeeld van deze  
beweging voorbij het scherm.(9)
De nieuwe generatie media-architecten kan van de mediakunst leren dat  
het scherm uiteindelijk een doodlopende straat is. Het is interessant  
te zien hoe deze pogingen tot iconografische bevrijding zich  
herhalen. De avant-garde schilders experimenteerden eindeloos met het  
doorbreken van de lijst van het schilderij en het vlak van het canvas  
om uiteindelijk het ‘retinale’ object dood te verklaren. Deze  
doodverklaring is door de mediakunstenaars herhaald, maar nu met  
betrekking tot het scherm. En nu, binnen de media-architectuur, wordt  
opnieuw het scherm eerst geadoreerd als raam op een onbegrensde  
ruimte, die vervolgens vooral een ruimte van beperkingen en  
conventies blijkt te zijn.
Uiteindelijk lost het scherm op in de architectuur zelf, die meer dan  
scherm een membraan wordt tussen de fysieke en mediale werkelijkheid.  
Het ‘beeld’ gaat hierin steeds minder als autonoom object  
functioneren, maar valt toenemend samen met de architectuur zelf,  
haar huid, haar binnenleven, haar interne processen en verdwijnt  
uiteindelijk uit het bewustzijn van de gebruiker van de  
architectuur.  Het beeld wordt subliminaal, ‘vernacular’, alledaags,  
versmolten met de omgeving, vanzelfsprekend - het spektakel heft  
zichzelf uiteindelijk op. Mediatheoreticus Lev Manovich was nog  
positief over deze nieuwe mediaal opgewaardeerde architectuur in zijn  
essay getiteld The Poetics of Augmented Space, dat Learning from  
Prada als ondertitel droeg en dat uitging van het succes van  
Koolhaas’ creatie. (10) Inmiddels weten we dat het concept volkomen  
is mislukt en de schermen uit de winkel zijn verdwenen of tot een  
minimum teruggebracht. De les van Prada is dat de strategie van de  
zichtbaarheid snel in haar tegendeel kan omslaan.
Het probleem van de onzichtbaarheid
De belangrijkste verandering van de computertechnologie en haar  
toepassingen in de huidige fase is dat deze zich steeds meer aan het  
oog beginnen te onttrekken. Sinds enkele jaren subsidieert de  
Europese Unie een breed opgezet multidisciplinair onderzoeks- en  
discussietraject met de opmerkelijke titel “The Disappearing  
Computer”. Deze titel duidt niet zozeer op het afscheid van  
computertechnologie als wel op haar voortgaande miniaturisering en  
het feit dat zij overal begint door te dringen Dit EU-programma  
onderzoekt de migratie van elektronische netwerktechnologie naar alle  
objecten, naar gebouwde omgevingen en zelfs naar levende wezens. De  
these is dat het door miniaturisering en gestaag afnemende  
productiekosten eenvoudiger wordt om allerlei objecten van simpele  
elektronische functies te voorzien (chips met informatie, tags die  
een signaal kunnen ontvangen of zenden, identificatiechips en  
gespecialiseerde functies in dagelijkse objecten). Dit is efficiënter  
dan het bouwen van steeds complexere multifunctionele apparaten. Het  
oude idee van de computer als universele machine die elke denkbare  
functie kan uitvoeren wordt daarbij verlaten. (11) In feite wordt de  
technologie dus onzichtbaar. Een beslissende stap, die dramatische  
consequenties heeft voor het denken over en het omgaan met  
ruimtelijke processen.
Dit opgaan van de computertechnologie in de omgeving introduceert een  
nieuw vraagstuk: het probleem van de onzichtbaarheid. Als technologie  
onzichtbaar wordt dan verdwijnt die technologie ook uit het  
bewustzijn. De omgeving wordt niet langer als technologisch  
geconstrueerd ervaren. Hierdoor wordt het voeren van een discussie  
over de effecten die de technologie heeft moeilijk.
Lev Manovich spreekt van een ‘augmented space’, een ruimte die is  
verrijkt met technologie, die pas wordt geactiveerd als een  
specifieke functie wordt verlangd. (12) Draadloze zenders en  
ontvangers spelen een cruciale rol in deze opgewaardeerde ruimtes.  
Objecten worden direct verbonden met draagbare media. Chips worden  
verwerkt in pasjes, kleding. Zelfs boodschappen worden automatisch  
geregistreerd door sensoren. Schermen en informatiesystemen worden  
draadloos opgestart, door een simpel handgebaar. De aloude  
technologische imaginatie van een quasi-intelligente, responsieve  
omgeving komt door middel van miniaturisering, draadloze besturing en  
massaproductie van met name radio frequente chips (rfid-chips) binnen  
handbereik van de digitale ingenieurs.
Uiteraard blijft het niet bij neutrale toepassingen. Door toedoen van  
de combinatie van technieken zoals hierboven beschreven is het  
instellen van nieuwe en oneindig gedifferentieerde regimes van  
controle over publieke en private ruimtes verbazingwekkend simpel  
geworden. De toepassing van rfid-smart cards in het openbaar vervoer,  
die automatisch de gereisde afstand, het tarief en het kredietsaldo  
bepalen, klinkt nog relatief onschuldig. Ook het voorzien van  
huisdieren met een onderhuidse rfid-chip ter grootte van een  
rijstkorrel is inmiddels een wijd verbreide praktijk. Dit is zelfs  
door de meeste ziektekostenverzekeringen voor huisdieren als  
toegangsvoorwaarde gesteld. Recent doken echter ook de eerste  
berichten op van bewakingsfirma’s in de Verenigde Staten die hun  
werknemers voorzien van onderhuidse rfid-chips zodat zij zich zonder  
sleutel of smart card door beveiligde gebouwen kunnen bewegen. Deze  
systemen stellen die bedrijven echter ook in staat om voor iedere  
individuele werknemer een specifiek profiel samen te stellen waarin  
vastgelegd is tot welke delen van het te bewaken gebouw of object  
deze werknemer wel of geen toegang krijgt en op welk moment.
Het is niet moeilijk om deze praktijken te extrapoleren naar het  
niveau van de samenleving als geheel. Bij wie ligt het  
handelingsmoment? Als dit moment uitsluitend ligt aan de zijde van de  
constructeurs, de producenten van deze opgewaardeerde ruimtes en hun  
opdrachtgevers, dan leven we in een ruimte, die volstrekt autoritair  
bestuurd wordt, ook al vertoont deze in geen enkel direct  
waarneembaar opzicht de kenmerken van de historische autoritaire  
ruimte. Naarmate dit handelingsmoment meer en meer verspreid is onder  
producenten en consumenten, meer in ‘nodes’ dan in de knooppunten (de  
“hubs”) van het netwerk besloten ligt, kan er sprake zijn van een  
potentiële ruimte waarin het soevereine subject nog de mogelijkheid  
krijgt om haar eigen autonomie vorm te geven. De articulatie van  
subjectiviteit in dit netwerk van golven is tevens het moment van  
interventie waarin zich de laatste restanten van autonomie kunnen  
manifesteren.
Het strategische vraagstuk: ‘Agency’ in hybride ruimtes
Het lastig te vertalen begrip ‘agency’, letterlijk een combinatie van  
werking, tussenkomst en macht, wordt dan ook ingezet als strategisch  
instrument in het vraagstuk ten aanzien van voortgaande hybridisering  
van de publieke en private ruimte. Anders dan Michel de Certeau’s  
tactische ruimtelijke verzetshandelingen tegen een dominante  
gebruikslogica van met name de stedelijke ruimte, is de inzet in de  
nieuwe (‘augmented’) hybride ruimtes vooral van strategische  
betekenis. Een tactische ruimtelijke verzetshandeling die bovendien  
tijdelijk is biedt geen enkel soelaas voor een dergelijk oneindig  
gediversifieerd en adaptief systeem van ruimtelijke controle. Het  
‘ontwerp’ van nieuwe hybride ruimtes moet bewust vrijruimtes creëren  
waarin het subject zich (tijdelijk) aan de ruimtelijke determinatie  
kan onttrekken. Het is duidelijk dat gezien de grote strategische,  
machtspolitieke en economische belangen en de bijbehorende  
veiligheids- en controle-eisen, dergelijke vrijruimtes niet vanzelf (- 
sprekend) tot stand komen. Daarom wil ik een aantal mogelijke  
strategieën noemen om het scheppen van deze vrijruimtes een kans van  
slagen te geven.
-Publieke zichtbaarheid: “maps & counter-maps” / tactische cartografie:
Het probleem van de onzichtbaarheid van de talloze netwerken die de  
publieke en private ruimte doordringen is uiteindelijk onoplosbaar.  
Wel kunnen deze netwerken telkens opnieuw, lokaal, zichtbaar worden  
gemaakt, zodat zij in het zicht van het publieke oog en het publieke  
bewustzijn blijven. Deze strategie komt tot uitdrukking in de  
‘tactische cartografie’, die zelf de instrumenten van het netwerk van  
golven (gps, wifi, 3G, etc.) hanteert om diens dwingende structuur  
bloot te leggen. De esthetische vertaling van die structuren verhoogt  
de sensibiliteit van de beschouwer voor de ‘onzichtbare’ aanwezigheid  
van deze netwerken.
- Disconnectiviteit:
De nadruk ligt telkens op het recht en het verlangen aangesloten te  
zijn. Belangrijker in de toekomst lijkt echter het recht en het  
vermogen tot afsluiting, de optie om tijdelijk of voor langere tijd,  
niet verbonden te zijn met het netwerk van golven.
- Sabotage:
De bewuste ondermijning van het systeem, de beschadiging van de  
infrastructuur, disruptie en sabotage is een altijd aanwezige optie  
om verzet te concretiseren. Zij zal echter altijd een tegenreactie  
oproepen en uiteindelijk de autoritaire structuur van een dystopische  
hybride ruimte eerder versterken en bestendigen dan haar openbreken  
voor welke vorm van autonomie dan ook.
- Juridische clausules / verbodsbepalingen:
In het postideologische stadium van de westerse samenlevingen lijken  
de wetten en rechten waarmee een en ander wordt gelegaliseerd de  
enige geloofwaardige manier voor maatschappelijke rechtvaardiging.  
Maar omdat het juridische regelsysteem het tegendeel vormt van de  
soevereine subjectiviteit kan zij nooit de belichaming van het  
verlangen naar autonomie zijn. Zij kan wel een voorwaardenscheppende  
rol spelen.
- Economische schaalverkleining:
De nieuwe ruimtelijke ordeningssystemen zijn afhankelijk van een  
economische schaalvergroting. Om deze door alle marktsegmenten heen  
toepasbaar te maken, moeten er enorm veel instrumenten worden  
geproduceerd. Een bewuste economische schaalverkleining is een  
uitstekend instrument om deze ‘scaling-up’ strategie te doorkruisen -  
dit is een politieke keuze. (13)
-Aansprakelijkheid en publieke transparantie:
Surveillance wetenschapper David Lyon zegt “forget privacy, focus on  
accountability”. Het is naïef te veronderstellen dat de beschreven  
tendensen eenvoudig te keren zijn, zelfs als de politieke wil en de  
publieke opinie er is. Daarom is aansprakelijkheid van de  
constructeurs en de opdrachtgevers van deze nieuwe ruimtelijke /  
sociale ordeningssystemen een strategie die op kortere termijn tot  
bruikbare resultaten kan leiden.
- Bewuste overtreding van het opgelegde ruimtelijke programma:
Burgerlijke ongehoorzaamheid is eveneens een effectieve strategie -  
in het bijzonder als zij op een massale schaal kan worden  
georkestreerd. Anders dan sabotage gaat het er hier niet om de  
ordeningssystemen te ontregelen of te beschadigen. Zij worden  
simpelweg buiten spel gezet door ze massaal te negeren. Immers, het  
publieke belang is het belang van iedereen, geen ander belang weegt  
zwaarder. (14)
-De formering van nieuwe sociale en politieke actoren - publiek  
handelen:
“Agency’, het handelend vermogen, constitueert zich door het handelen  
zelf, door middel van een concrete praktijk. Door de complexiteit van  
de nieuwe hybride ruimtelijke en technologische regimes lijkt het  
alsof het idee van het handelen in feite een absurdum wordt.
Nieuwe sociale en politieke actoren manifesteren zich in de publieke  
ruimte echter door hun particuliere praktijk. Zij manifesteren zich  
door clustering, door het etaleren van een herkenbare visualiteit,  
door het oproepen van een eigen aanwezigheid of ‘presence’ in de  
Angelsaksische antropologische betekenis, vis-a-vis de ander(en).
De manifestatie van de concrete praktijk van nieuwe sociale en  
politieke actoren in de publieke ruimte is ‘het gebaar’ (‘gesture’).  
De praktijk zelf is in dit geval het ‘gebruik’ van de ruimte. Er  
blijft dan nog een verschil tussen gebruik van de ruimte en het  
(publieke) handelen in die ruimte. Het gebruik van ruimte wordt  
handelen als dat gebruik een strategische vorm aanneemt.
Eric Kluitenberg,
Amsterdam, juli 2006
Noten:
1 - Zie voor een beschrijving: http://en.wikipedia.org/wiki/flashmob
2 - Reclaim the streets-website: http://rts.gn.apc.org/
3- Manuel Castells, The Rise of the Netwerk Society, (Oxford:  
Blackwell Publishers, 1996)
4 - Castells hanteert hiervoor het begrippenpaar ‘space of place’  
versus ‘space of flows’.
5 - Denk bijvoorbeeld aan het concept van de 24-uurs economie.
6 - “electronic pirate modernity” - zie ook: www.sarai.net
7 - Deze ‘shaped screens’ vormen overigens een curieuze pendant van  
Frank Stella’s “Shaped Canvasses”!
8 - Anonymous Muttering: http://www.khm.de/people/krcf/AM/
9 - Website van het Xchange-netwerk: http://xchange.re-lab.net
10 - Lev Manovich, The Poetics of Augmented Space: Learning from  
Prada, 2002, zie: www.manovich.net
11- De zogenaamde Turing-Machine, naar de mathematicus Allan Turing -  
de machine die elke andere machine kan simuleren.
12 - Lev Manovich, The Poetics of Augmented Space: Learning from  
Prada, 2002, zie www.manovich.net
13 - De massaproductie van rfid-tags (radiofrequente  
indentificatiechips) dwingt producenten de beveiliging op de chips te  
minimaliseren zodat zij kosteneffectief  kunnen worden toegepast in  
vrijwel; elk denkbaar consumentenproduct. Beleid dat de veiligheid en  
betrouwbaarheid van die chips en de daarop vastgelegde informatie  
voorop stelt zal de chips ontoepasbaar duur maken en rfid tags zullen  
dan alleen voor gespecialiseerde niche markets worden ontwikkeld,  
waarmee een enorm publiek (privacy) belang is gediend.
14 - Het onklaar maken van rfid chips met een aangepaste mobiele  
telefoon, de ontregeling van smart cards, het regelmatig uitwisselen  
van AH en andere (bonus-) klantenkaarten, het bewust invullen van  
foutieve informatie bij on-line registratie, het gebruik van  
anoynmizers op internet, de toepassing van encrypte mobiele  
telefoons, het gebruik van lokale gsm blockers en vele meer zijn  
voorbeelden van een nieuw soort hybride burgerlijke ongehoorzaamheid.
______________________________________________________
* Verspreid via nettime-nl. Commercieel gebruik niet
* toegestaan zonder toestemming. <nettime-nl> is een
* open en ongemodereerde mailinglist over net-kritiek.
* Meer info, archief & anderstalige edities:
* http://www.nettime.org/.
* Contact: Menno Grootveld (rabotnik@xs4all.nl).