merijn oudenampsen on Thu, 28 Jan 2010 12:29:32 +0100 (CET)


[Date Prev] [Date Next] [Thread Prev] [Thread Next] [Date Index] [Thread Index]

Re: [Nettime-nl] discussieavond over kunst en engagement


Hoi Geert en anderen,

> Dit was het zoveelste debat over kunst en engagement. Gaat er met de spook
> van Geert Wilders en het rechts populisme ook echt iets veranderen in
> Nederland? Vanuit de zaal komt de oproep dat kunst en politiek moeten hun
> agenda's naast elkaar moeten leggen. Wat opvalt is hoe snel en gemakkelijk
> het thema kunst & engagement wordt gelijkgeschakeld aan overheidsbeleid.
> Engagement is propaganda maken en je als kunstenaar onderschikt maken aan de
> Partij en het Goede Doel. Het is echt vreemd om te zien hoe op zo'n avond,
> bezocht door louter Witte Medemenschen, er totaal geen sprake is van issues
> (zoals ecologie, urbanisatie, migratie, armoede). Engagement is een kapstok
> om het over het (locale) subsidiebeleid te hebben, niet over wat er in de
> wereld geschiedt.
>

Interessant punt. Helemaal mee eens.. Ik was gevraagd te reageren op
een door het fonds BKVB georganiseerde presentatie van Jonas Staal
zijn essay Postpropaganda, waarbij ook Gehrels aanwezig was.

Mij basale punt is dat Jonas Staal (en Gehrels) politiek verwart met
partijpolitiek, en daardoor zo apolitiek is als het maar kan. Zie hier
mijn reactie (binnenkort te verschijnen in kunstkrant HTV):



Postpropaganda voor de Postpolitiek
Een reactie op het essay Post-propaganda van Jonas Staal

De kunstenaar is het ultieme maatschappelijke glijmiddel. Ze zijn
goedkoop, flexibel, plooibaar, multi-inzetbaar, kunnen dienstdoen als
sociaal werker, marketingexpert, onderzoeker, ondernemer, psycholoog,
begeleider van inspraakprocessenâ - en indien nodig, zelfs als
collectief geweten. Het ultieme gebruikersgemak van de kunstenaar
wordt nog verder vergemakkelijkt door de korte leveringstermijn en de
haast oneindige voorraad. Het opentrekken van een blik kunstenaars is
in een vloek en een zucht gebeurd. Bij gebrek aan budget, dan werkt
men gratis, als lieftallige stagiaire, romantische bohÃmien of
oneindige student. De kunstenaar komt in de moeilijkste hoekjes;
geschikt voor het wegwerken van de smerigste plekjes. De kunstenaar;
netjes gekleed, welbespraakt en goedgemanierd. De kunstenaar, steeds
verrassend, altijd voordelig. Dames en heren, corporaties en
overheden, ontwikkelaars en marketeers, sla uw slag!

Dit was de introductie van een column die ik geschreven heb over het
project Red Light Art, dat kunstenaars in de Amsterdamse rosse buurt
uitzet. Het gaat hier om het kort geleden afgeronde Artist in
Residence programma, Red A.i.R. De kunstenaars in dit project hebben
de opdracht meegekregen om 'te reflecteren over de relatie tussen
kunstpraktijken en de sociaal-economische ontwikkeling van de stad'.
Het project werd mede mogelijk gemaakt door de marketing campagne
Amsterdam Topstad, de corporatie de Key-Principaal, Kunstenaars & Co
en het SMBA. De kunstenaars kregen een jaar goedkoop onderdak in de
peeskamers in het westelijke deel van de grachtengordel. In ruil voor
dit gebaar, werd verwacht dat de kunstenaars op een of andere manier
zouden bijdragen aan hun omgeving.

Dit soort projecten roepen de typische vragen op, die ook hier niet
konden ontbreken. Wat is de rol van de kunstenaar in de stedelijke
vernieuwing, meer dan het toevoegen van waarde aan de prijs van het
omliggend onroerend goed? Is de kunst medeplichtig aan gentrification?
En wat is er nog over van de autonomie van de kunst, nu zij op zoân
directe wijze in dienst staat van overheden en ontwikkelaars? De
kunstenaars betrokken bij het project gaven zelf aan, het gevoel te
hebben klem te zitten tussen de verwachtingen van verschillende
partijen. Wat moet je doen, als de sponsors vragen om reflectieve
kunst over de identiteit van de buurt, als de buren vragen om wat
bloemetjesschilderijen in de etalage te zetten, als de hoerenlopers
geen artistieke maar seksuele interactie willen, terwijl de verbonden
kunstinstanties de klassieke fata morgana van de kritische distantie
van de kunst blijven belijden? Vergelijkbare projecten, zoals Hotel
Transvaal in Den Haag, East 66 in Amsterdam of Beyond in het Utrechtse
Leidsche Rijn, worstelden al eerder met deze problematiek. Maar
nergens nam dit vraagstuk zoân bizarre, ironische en poÃtische vorm
aan als bij Red Light Art.

Het project had een vreemde gelijkenis met de performance kunst van
Marina Abramovic. Onder de naam , wisselde zij op 2 juli 1976 voor
enkele uren van rol met een prostituÃ. Abramovic nam de plaats in van
de prostituà achter het raam, terwijl de prostituà de plaats van
Abramovic innam bij de opening van een expositie in kunstcentrum de
Appel. Beiden hadden toegezegd de volle verantwoordelijkheid van hun
nieuwe rol te aanvaarden.

Een vergelijkbare rolverwisseling lijkt plaats te vinden onder de
noemer Red Light Art. Het idee om een grote groep kunstenaars in de
Amsterdamse peeskamers neer te planten kan gezien worden als een
geniaal artistiek statement op zich. Alsof Carolien Gehrels met een
kritische metafoor wil tonen hoe âhet hogereâ, âhet subliemeâ, de
kunst, zich moet prostitueren aan zulke lage alledaagse werkelijkheden
als het imago van stad of buurt of de prijs van onroerend goed. Het is
niet de kunst maar de kunstenaars die nu worden geÃxposeerd, daar
achter het raam, in hun ateliers, waar ze geacht worden productief te
zijn. Het rode licht mag gewoon aanblijven. Dat is het prachtige van
de rolverwisseling. De gemeente is plots de kunstenaar en de
kunstenaar het kunstwerk van de gemeente.

Ik zal hier later op terugkomen, maar het hierboven beschreven project
is voor mij een wezenlijk illustratie van het paradoxale karakter van
de vermaatschappelijking van de kunst. We zien hier kunst als dienaar
van politiek beleid, een praktijk die op verschillende wijze door
zowel Jonas Staal als wethouder Carolien Gehrels wordt voorgestaan.
Beiden bepleiten de wederzijdse omarming van kunst en partijpolitiek,
en beiden bekritiseren de klassieke notie van de autonomie van de
kunst, in het bijzonder het idee dat politici zich verre van kunst
dienen te houden. Het is daarmee moeilijk om het post-propaganda essay
van Jonas Staal los te zien van de eerder gehouden Boekmanslezing van
wethouder Carolien Gehrels, waarin zij vergaande partijpolitieke
inmenging in de kunsten bepleit. Beide auteurs refereren naar elkaar
als inspiratie. Staal pleit voor een âwezenlijke gepolitiseerde kunstâ
en een âartificering van de politiekâ, Gehrel pleit voor een
âculturalisering van de politiekâ. De overeenkomsten zijn opmerkelijk.

In zijn essay post-propaganda plaatst Jonas Staal zich in de traditie
van institutionele kritiek, de kritische kunststroming die de
productievoorwaarden binnen de kunsten probeert bloot te leggen om zo
de mythe van haar autonomie en neutraliteit te ontkrachten. In alle
bescheidenheid roept Staal zichzelf uit tot de derde golf van
institutionele kritiek. Hij stelt dat de overheidsbemoeienis met de
kunst in Nederland wel degelijk uitgaat van een ideologische agenda.
En wat is die agenda? Als een konijn uit een hoge hoed tovert Jonas
Staal opeens het begrip âdemocratismeâ tevoorschijn. Hij maakt er niet
veel woorden aan vuil, in voetnoot 98 van zijn post-propaganda essay
lezen we dat een bevriende schrijver Jonas Staal verklapte dat in
Japan het woord democratie letterlijk democratisme betekent. Aha!, een
-isme, een ideologie dus, dacht blijkbaar Jonas Staal, en promoveerde
dit konijn zonder verdere onderbouwing tot het fundament van zijn hele
betoog. Na het verrichten van deze opmerkelijke goocheltruc, pleit
Staal niet voor verzet tegen deze dominante agenda, maar juist voor
een vlucht naar voren. Hij wil een monsterverbond tussen kunst en
politiek, om samen het âdemocratismeâ uit te dragen â de democratische
ideologie.

Zetten we dit konijn onder de schijnwerpers, dan blijkt het helemaal
geen konijn te zijn. Want waarom zou democratisme een ideologie zijn,
als tegenhangers zoals feodalisme, despotisme of totalitarisme dat
niet zijn? Het zijn net zoals de democratie, machtsvormen waar
verschillende ideologieÃn gebruik van maken, zij het een linkse Lenin
of een rechtse Pinochet. Als het democratisme een ideologie zou zijn,
dan heeft het verdomd weinig tegenspraak, zoals Staal zelf al stelt.
Als er al een dominante ideologie in het kunstenbeleid te vinden is,
dan is het niet die van het democratisme maar die van een sluipende
neoliberalisering, beter bekend als het regime van verzakelijking. Het
is te merken aan de obsessie met culturele branding, de groeiende
macht van bezoekersaantallen, en de omvorming van kunstenaars tot
culturele ondernemers. Er is natuurlijk niets mis met
professionaliteit, maar tegenwoordig betekent âvermaatschappelijkingâ
het uithuwelijken van de kunst aan de economie, en haar dienstbaarheid
aan de creatieve industrie en de onroerend goed sector, zoals het
voorbeeld van Red Light Air laat zien.

De âwezenlijke gepolitiseerde kunstâ die Staal bepleit, is net zoals
het âdemocratismeâ, een bijzondere vinding. De Franse filosoof Claude
Lefort maakte het welbekende onderscheid tussen le politique (âhet
politiekeâ) en la politique (âde politiekâ), politiek in de brede zin
en politiek in de enge zin van het woord. Le politique is politiek in
de brede zin, de maatschappelijke vorm van politiek zoals in de slogan
âhet persoonlijke is politiekâ, en naar mijn mening ook, zoals in het
begrip âpolitieke kunstâ. La politique is de partijpolitiek, politiek
als systeem. Het onderscheid is wezenlijk want de twee staan op
gespannen voet met elkaar. De enge vorm van politiek is namelijk
steeds minder politiek in de brede zin van het woord: de
partijpolitiek zit al een decennium lang gevangen in een neoliberale
consensus. Politici zijn verworden tot bestuurders en managers, en
prefereren beleidstechnische onderhandeling boven ideologische
stellingname. Een situatie die auteurs zoals Chantal Mouffe, Jacques
RanciÃre en Slavoj ÅiÅek aanduiden met het begrip âpostpolitiekâ.
Wilders is zowel het gevolg van deze ideologische implosie van de
politiek, als de verzuurde uitzondering op de regel. Jonas Staal
bepleit juist een alliantie met deze verwaterde vorm van politiek: la
politique. Hij stelt: âDe kunst moet de politiek als systeem innemen
en bevruchten: het kunstinstituut zal de politiek moeten heropvoeden.â
Het is een mars door de instituties die hooguit de kijkcijfers van Den
Haag Vandaag wat zouden kunnen opkrikken. Het is postpropaganda voor
de postpolitiek.

Concluderend sluit het essay van Jonas Staal wonderwel aan op de
praktijk van Gehrel's project Red Air. Zowel Gehrels als Staal gaan
uit van de stelling dat de kunst zich in een bepaalde vorm moet
prostitueren, hetzij aan de staat, hetzij aan de economie. Misschien
schuilt daarin juist de kritische kracht van hun werk.




-- 
Merijn Oudenampsen
http://www.flexmens.org/drupal/?q=merijn_oudenampsen
______________________________________________________
* Verspreid via nettime-nl. Commercieel gebruik niet
* toegestaan zonder toestemming. <nettime-nl> is een
* open en ongemodereerde mailinglist over net-kritiek.
* Meer info, archief & anderstalige edities:
* http://www.nettime.org/.
* Contact: Menno Grootveld (rabotnik@xs4all.nl).