Jos de Mul on Sun, 31 May 1998 15:27:58 +0200 (MET DST) |
[Date Prev] [Date Next] [Thread Prev] [Thread Next] [Date Index] [Thread Index]
nettime-nl: Transhumanisme 1/2 |
Beste Nettime-nl lezers, Op verzoek van het Humanistisch Verbond schrijf ik momenteel een artikel voor een bundel over het humanisme in de 21ste eeuw. Als onderwerp heb ik gekozen de uitdaging die het transhumanisme betekent voor het humanisme. Wat volgt is een concept-versie van het artikel. Ik nodig Nettime-nl lezers graag uit hun commentaren naar mij te sturen. Hartelijke groet Jos de Mul p.s. In deze e-mailzending ontbreken de (ca. 50 literatuurverwijzingen) uit de Word-versie. Wie de voorkeur geeft aan de versie met voetnoten, zend ik op verzoek graag het complete artikel als Word- of WP-bestand. Conceptversie 1.0 TRANSHUMANISME (1/2) De convergentie van evolutie, humanisme en informatietechnologie Jos de Mul Het humanisme (…) is niets anders dan het vertrouwen, dat de geestelijke krachten, die nodig zijn om het leven tot zijn hoogste mogelijkheden te brengen, gewekt worden door de omgang met mensen in heden en verleden, die over die krachten beschikken. H.J. Pos Het humanistische gedachtegoed heeft zich in de afgelopen eeuwen uitgekristalliseerd via een groot aantal confrontaties en interacties met andere stromingen. Zoals Harry Kunneman terecht heeft opgemerkt zijn de humanisten daarbij in het verleden veelal in het offensief geweest: "Als vertegenwoordigers van een universele mensvisie trokken zij ten strijde tegen traditionalisme en religieus dogmatisme, in naam van waarden als redelijkheid, gelijkwaardigheid, medemenselijkheid en onbelemmerde zelfontplooiing. In die strijd wisten zij de geschiedenis aan hun zijde, de geschiedenis van de westerse beschaving en daarmee ook de geschiedenis van de mensheid, vanaf het stralende begin van de ware humanitas in de antieke cultuur tot en met het uitzicht op 'welvaart en welvaren voor allen' dat door industrialisering, modernisering en verwetenschappelijking geboden werd. Het positieve zelfbeeld van het twintigste-eeuwse humanisme wordt ten diepste door zijn zelfbewuste moderniteit gestempeld, door het trotse besef ten opzichte van religie en traditie de positieve, toekomstgerichte kracht te vertegenwoordigen". Volgens Kunneman lijken de rollen aan het einde van de twintigste eeuw omgedraaid. In het bijzonder in de confrontatie tussen humanisme en postmodernisme zijn het de humanisten die in de verdediging worden gedrongen. De humanisten, niet gewend vanuit een defensieve positie te argumenteren, gaan deze confrontatie vaak uit de weg door het postmodernisme gemakzuchtig af te doen als 'ongebreideld relativisme' of 'onvervalst nihilisme'. Volgens Kunneman is dat een weinig vruchtbare strategie, niet alleen omdat het postmodernisme behartigenswaardige kritiek zou hebben geuit op de nauw met het moderne humanisme verstrengelde technisch-wetenschappelijke rationaliteit en het vertrouwen in de maakbaarheid en beheersbaarheid van de wereld, maar vooral ook omdat de postmoderne kritiek wordt gedragen door waarden die in de humanistische traditie een centrale plaats innemen, zoals zelfontplooiing, levenskunst en radicale zelfkritiek. In Kunnemans visie is het postmodernisme een geradicaliseerde vorm van humanisme, die het humanisme in staat stelt humanistische noties als individualiteit, autonomie en gemeenschappelijkheid opnieuw en radicaler te denken (76). Hoewel Kunneman in zijn artikel de postmoderne kritiek op het denken in hiërarchisch gewaardeerde opposities - hij noemt als voorbeelden hoog-laag, blank-zwart, modern-traditioneel, man-vrouw, autochtoon-allochtoon, rijk-arm, waar-onwaar - onderschrijft, maakt hij in zijn poging humanisme en postmodernisme te verzoenen zelf op een opvallende wijze gebruik van deze denkfiguur. Zowel ten aanzien van het humanisme als ten aanzien van het postmodernisme onderscheidt hij namelijk een goede en een slechte variant. Zo plaatst hij tegenover het slechte, met technische rationaliteit en beheersingsdenken verbonden humanisme uit de negentiende en twintigste eeuw het goede, onder andere door Montaigne vertegenwoordigde humanisme uit de zestiende eeuw, dat in het teken staat van lichamelijkheid, contextualiteit en openheid (68). En ten aanzien van het postmodernisme onderscheidt Kunneman het goede, door humanistische waarden geïnspireerde postmodernisme van Lyotard en consorten van het slechte postmodernisme, dat samenvalt met "de hedendaagse, door en door moderne, laat-kapitalistische consumptiecultuur", die wordt gekenmerkt door "de nieuwe dominantie van het beeld boven de tekst, van de videoclip boven de roman, van de databank boven het archiefkaartje, van het netwerk boven de briefwisseling en de globalisering en flexibilisering van industriële en postindustriële productieprocessen" en "het ontstaan van wereldomspannende amusements- en informatienetwerken met steeds snellere omlooptijden" (67). Hoewel ik niet zou willen ontkennen dat er interessante overeenkomsten bestaan tussen het zestiende-eeuwse humanisme en bepaalde motieven in het postmoderne denken, en bovendien onderschrijf dat deze motieven relevant zijn voor de zelfreflectie en zelfkritiek van het huidige humanisme , ben ik van mening dat Kunneman door de door hem gehanteerde dichotomieën geen recht doet aan het complexe en ambivalente karakter van de (post)moderne cultuur. Het karikaturale beeld dat hij van het 'slechte' (want hypermoderne) postmodernisme schetst, voert hem zonder noemenswaardige argumentatie tot de conclusie dat deze vorm van postmodernisme "nog veel nihilistischer blijkt te zijn en veel bedreigender voor centrale humanistische ideeën zoals de rationaliteit en de autonomie van het subject, dan de principiële kritiek die postmoderne filosofen op die ideeën naar voren brengen" (67). Kunneman vervalt daarmee in dezelfde gemakzuchtige afwijzing van onwelgevallige kritiek die hij zijn medehumanisten verwijt, en hij ontneemt zichzelf en zijn lezers daardoor de mogelijkheid een serieuze confrontatie aan te gaan met de mijns inziens niet minder radicale kritiek die vanuit dit 'slechte' postmodernisme op het humanisme wordt geuit. Deze confrontatie is alleen daarom al van het grootste belang voor het humanisme, omdat de door Kunneman met het 'slechte' postmodernisme verbonden kapitalistische informatiemaatschappij zich razendsnel en op mondiale schaal aan het ontwikkelen is tot het dominante maatschappijtype. Humanisten zullen hoe dan ook een positie moeten innemen tegenover deze ontwikkeling. Wat deze confrontatie nog dringender maakt, is dat ook deze hypermodernen claimen dat zij bij uitstek de dragers zijn van het humanistische gedachtegoed. In hun visie heeft de door Kunneman verfoeide "verstrengeling van humaniteit en technische rationaliteit" (70) juist in belangrijke mate bijgedragen aan de realisatie van humanistische idealen als "redelijkheid, gelijkwaardigheid, medemenselijkheid en onbelemmerde zelfontplooiing" (65). De genoemde confrontatie met het 'slechte' (hypermoderne) postmodernisme is ten slotte van levensbelang voor het huma(nism)e, omdat de hypermodernen juist aan het humanistische ideaal van onbelemmerde zelfontplooiing hun motivatie ontlenen om de mens en zijn beperkingen te boven te komen. Het is niet mijn bedoeling in dit artikel de hiërarchische oppositie tussen het 'goede' (anti-moderne) en 'slechte' (hypermoderne) postmodernisme opnieuw om te draaien en tegenover Kunneman een pleidooi te houden voor het laatste. Het gaat er mij veeleer om de door Kunneman veronachtzaamde zijde van de confrontatie tussen humanisme en postmodernisme en de daaruit voortvloeiende vragen te belichten. Ik zal dat doen door een bespreking van het gedachtegoed van het transhumanisme, een beweging die het hypermoderne programma van het 'slechte' postmodernisme het meest expliciet en radicaal uitdraagt. Na een introductie van het programma van deze beweging, die zich toespitst op het werk van Hans Moravec (§1), zal ik vanuit een evolutionistisch-technologisch perspectief betogen dat het door de transhumanisten gepropagandeerde toekomstscenario niet zonder plausibiliteit is (§2). Ten slotte zal ik enkele van de radicale normatieve vragen die het transhumanistische programma aan het humanisme voorlegt, aan de orde stellen (§3). 1 Transhumanisme Der Mensch ist Etwas, das überwunden werden soll. Was habt ihr gethan, ihn zu überwinden? Friedrich Nietzsche Het begrip 'transhumanisme' is net als 'humanisme' een verzamelnaam voor een cluster van denkbeelden en meer of minder georganiseerde bewegingen. Hoewel het begrip al vanaf het eind van de jaren veertig opduikt bij schrijvers en wetenschappers als Aldous Huxley, Abraham Maslow en Robert Ettinger is de beweging vooral geïnspireerd door FM-2030 (pseudoniem voor F.M. Esfandiary), die de filosofie van het transhumanisme heeft uitgewerkt in zijn trilogie Up-wingers, Telespheres en Optimism One (1970) en heeft samengevat in Are You a Transhuman?(1989). De colleges die Esfandiary aan het eind van de jaren zeventig verzorgde aan de UCLA (Berkeley) brachten een groep gelijkgestemde geesten bij elkaar, die sinds 1988 het Extroy Magzine uitgeven, en die zich in 1991 onder leiding van Max More hebben verenigd in het World Extropy Institute, dat o.a. nieuwbrieven uitgeeft, conferenties organiseert en een drukbezochte Website op het Internet onderhoudt. Ook in Europa hebben de transhumanisten zich georganiseerd, in Zweden bijvoorbeeld rondom de website van Anders Sandberg. In ons taalgebied zijn de transhumanisten eveneens actief. In België treffen we veel transhumanistische thema's aan in de onderzoeksgroep Principia Cybernetica aan de Vrije Universiteit Brussel, die onder leiding staat van Johan Heylighen , terwijl in Nederland in 1997 Transcedo: de Nederlandse Transhumanisten Vereniging werd opgericht. In 1998 kwam met de oprichting van de World Transhumanist Association een overkoepelend orgaan tot stand, dat o.a. de uitgave verzorgt van de elektronische Journal of Transhumanism. Op dit moment is de beweging nog vrij klein. Wereldwijd hebben de verenigingen naar schatting niet veel meer dan enkele duizenden leden, die vooral afkomstig zijn uit de hoek van de natuurwetenschapppen en de informatietechnologie. Bekende sympathisanten zijn onder andere de robotspecialist Hans Moravec (Carnagy Mellon University), kunstmatige intelligentie onderzoeker Marvin Minsky (Massachusetts Institute of Technology), en Erik Drexler, een van de grondleggers van de nanotechnologie, een techniek om stoffen op moleculair niveau te synthetiseren. Hoewel de verschillende groepen niet op alle punten overeenstemmen (de Amerikaanse extropisten hebben over het algemeen een wat libertijnser en marktgerichter karakter dan de Europese transhumanisten), is er toch een vrij stabiele kern van gedachten aan te wijzen. Het persbericht dat de oprichters van Transcedo ter gelegenheid van de oprichting van deze vereniging de wereld instuurden, geeft een kernachtige samenvatting van de uitgangspunten en het programma van de beweging: "Transhumanisme is (zoals de term al suggereert) een soort humanisme-plus. Transhumanisten denken zich te kunnen verbeteren op sociaal, fysiek en mentaal gebied, door gebruik te maken van rede, wetenschap en techniek. Daarnaast zijn respect voor de rechten van het individu en het geloof in de kracht van menselijke inventiviteit een belangrijk onderdeel van het Transhumanisme. Ook wijzen Transhumanisten het geloof in het bestaan van bovennatuurlijke krachten die ons sturen af. Dit alles samen vormt de kern van onze filosofie. De kritische en rationele benadering die transhumanisten voorstaan, staat in dienst van de wil om de mens en de mensheid te verbeteren in al zijn facetten". De beweging lijkt in grote lijnen de antropologische en ontologische postulaten van het moderne humanisme te delen, zoals die in Nederland door Van Praag zijn beschreven in zijn Grondslagen van humanisme. Ook de transhumanisten gaan uit van de natuurlijkheid, verbondenheid, gelijkheid, vrijheid en redelijkheid van de mens, en ook door hen wordt de wereld ervaarbaar, bestaand, volledig, toevallig en dynamisch gedacht. De transhumanisten delen met de humanisten de opvatting dat de mens deel uitmaakt van de natuur en als alle levende wezens onderworpen is aan de krachten van de natuur. Ze onderschrijven dat mensen voor hun ontplooiing op elkaar aangewezen zijn, gelijk zijn, en vrij in de zin dat zij een voortdurend praktische keuzevrijheid bezitten. Ook wordt benadrukt dat de mens redelijk is en als zodanig verantwoording kan en behoort af te leggen tegenover zichzelf en anderen. In de lijn van het humanisme in de Engelstalige wereld is het rationaliteitsideaal van de transhumanisten wel sterker dan het continentale humanisme georiënteerd op de natuurwetenschappen techniek en in samenhang. Hun wereldbeeld is daarom vaak meer reductionistisch en over het algemeen staan zij ronduit afwijzend tegenover de religie. Ten aanzien van de wereld gaan de transhumanisten er met de humanisten vanuit dat de wereld is wat zij is en niet verwijst naar een transcendente werkelijkheid. Ook onderstrepen zij de toevalligheid en dynamiek van de werkelijkheid in de zin dat deze niet het gevolg is van een vooropgesteld (al of niet goddelijk) plan, maar van niet aflatende contingente wordingsprocessen. Er is echter ook een belangrijk verschil. Het 'plus' van het transhumanisme is vooral gelegen in radicale wijze waarop ze het humanistische principe van menselijke ontplooiing invullen: "Transhumanisten onderscheiden zich van 'gewone' humanisten doordat ze grenzen zoals de biologische leeftijdsgrens (nu ongeveer 80 jaar) niet klakke-loos accepteren als 'natuurlijk' en-dus-goed. Ze zien vele mogelijkheden tot verbetering van de lengte en kwaliteit van het leven van alle mensen als we onze verstandelijke en technische mogelijkheden ten volle benutten. Transhumanisten zien technologische vooruitgang niet als iets bedreigends, maar juist als een manier om de wereld leefbaarder te maken, en om grenzen te verleggen. Ze denken bijvoorbeeld bij genetische manipulatie niet direct aan verschrikkelijk misvormde wezens, maar aan therapieën die erfelijke ziektes kunnen genezen, en die later mensen niet alleen gezonder, maar eventueel ook mooier en slimmer kunnen maken". Behalve op biotechnologieën zoals genetische manipulatie en klonen richten de transhumanisten hun hoop op de eerder genoemde nanotechnologie, met behulp waarmee microscopisch kleine machines zouden kunnen worden gemaakt, die via de bloedbanen overal in het lichaam hun heilzaam werkzaamheden zouden kunnen verrichten, en op mens-machine integratie, bijvoorbeeld door de implantatie van kunstmatige gewrichten, organen en zintuigen, of door de constructie van (neurale en elektronische) interfaces tussen hersenen en computer. En transhumanisten die bang zijn te zullen sterven voordat deze wondere wereld realiteit zal zijn, hebben hun hoop gezet op cryogene suspensie. Gesterkt door de succesvolle toepassing van deze techniek op bavianen laten transhumanisten (al naar gelang hun financiële draagkracht) de hersenen of het gehele lichaam direct na overlijden bij zeer lage temperaturen conserveren in de hoop dat de geest in de toekomst opnieuw opnieuw tot leven zal worden gewekt. Een van de meest radicale verwoordingen van dit transhumanistische programma biedt Hans Moravec' boek Mind Children: The Future of Robot and Human Intelligence uit 1988. De mens in volgens Moravec, in weerwil van de intellectuele grandeur die hij temidden van de andere dieren bezit, een uiterst gebrekkig wezen. Ons lichaam raakt gemakkelijk beschadigd door uiteenlopende oorzaken als ongevallen, giftige stoffen, straling of een onevenwichtig dieet. En ook wanneer het lichaam optimaal functioneert zijn de prestaties van onze ledematen, zintuigen en hersenen niet erg indrukwekkend. In vergelijking met veel andere dieren kunnen we niet erg hard lopen, is onze lichaamskracht uiterst beperkt en raken we snel uitgeput. Ter compensatie is de mens van oudsher aangewezen op werktuigen en machines. En onze geestelijke vermogens zijn al evenzeer aangewezen op externe hulpmiddelen zoals het schrift en computers om de beperkingen in geheugen en denkkracht te ondervangen. Bovendien verouderen we snel en is onze gemiddelde levensduur van rond de tachtig jaar weliswaar langer dan die van alle andere primaten, maar desondanks, en zeker in het licht van ons historisch besef, bijzonder beperkt. En ofschoon de gemiddelde levensduur in sommige delen van de wereld in de loop van de geschiedenis bijna is verviervoudigd van twintig naar tachtig jaar, lijkt de maximale levensduur onveranderd honderdtwintig jaar te zijn gebleven. Hoewel we door het implanteren van kunstmatige lichaamsdelen defecte onderdelen van ons lichaam kunnen vervangen en door genetische manipulatie onze weerstand tegen een aantal ziekten zouden kunnen vergroten, zouden daarmee volgens Moravec de aan biologisch materiaal inherente beperkingen niet werkelijk overwonnen worden. De oplossing die Moravec in Mind Children voorstelt is het 'downloaden' van de menselijke geest in een kunstmatig lichaam dat de beperkingen van het organische lichaam niet bezit. Moravec stelt zich daarbij een procedure voor waarbij een hersenchirurgierobot die uitgerust is met miljarden nanoscopisch kleine elektrische en chemische sensoren laag voor laag de hersenen scant en vervolgens een computersimulatie maakt van alle fysische en chemische processen in het breinweefsel. Dit computerprogramma wordt vervolgens gekopieerd naar het mechanische 'brein' van de robot. Moravec vooronderstelt daarbij dat de geest een (bij)produkt is van de materie (dat zich voordoet zodra een bepaalde complexiteit wordt bereikt), en dat de identiteit van de geest niet is gelegen in de stof waarvan het brein is gemaakt, maar in de structuur en de processen die zich daar afspelen. Een aanwijzing voor deze 'pattern-identity' zien Moravec in het feit dat in de loop van een mensenleven alle atomen in ons lichaam worden vervangen, maar de structuur, en daarmee de geest, behouden blijft. De zojuist beschreven transmigratie van de menselijke geest maakt de mens volgens Moravec potentieel onsterfelijk. Door het maken van 'back-ups' van de geest, kan namelijk voorkomen worden dat met het verongelukken van ons kunstmatige lichaam ons bewustzijn wordt uitgedoofd. Omdat het aantal aardbewoners hierdoor natuurlijk nog veel sterker zou toenemen dan nu reeds het geval is, zal het noodzakelijk worden het leven op andere planeten voort te zetten. Dat zal echter geen probleem zijn, omdat onze niet-organische lichamen beter geschikt zullen zijn aan de leefomstandigheden op andere planeten dan organische lichamen en we bovendien onze geest razendsnel zullen kunnen verplaatsen via (draadloze) computernetwerken en op de plaats van bestemming 'downloaden' in een ander lichaam. Ook zouden we meerdere kopieën van onszelf kunnen maken. Maar net als in het geval van biologische klonen zouden deze al snel een afzonderlijke levensgeschiedenis krijgen en daarmee geleidelijk tot andere personen uitgroeien. Hoe radicaal het 'downloaden' van de menselijke geest ook lijkt te zijn, volgens Moravec zal het nog maar een eerste stap zijn in een fundamentele transformatie van het menselijk leven. Het kunstmatige lichaam en de daarin gesimuleerde geest zouden immers nog steeds veel van de beperkingen kennen van het menselijk lichaam en de menselijke geest. Daarom zal het voor de hand liggen lichaam en geest te 'upgraden', bijvoorbeeld door de verbetering van de zintuigen (zo zou men bijvoorbeeld het oog kunnen uitrusten met zoomlenzen of geschikt kunnen maken voor het waarnemen van infrarood licht) of door de snelheid en de geheugencapaciteit van de hersenen te vergroten. En ongetwijfeld zal er ook een markt zijn voor het implementeren van extra taalmodules of naslagwerken op uiteenlopende vakgebieden. In de door kunstmatige intelligenties bevolkte virtuele werelden die door de computernetwerken worden ontsloten, zullen we volgens Moravec op een bepaald moment wellicht zelfs geneigd zijn ons materiële lichaam geheel achter ons te laten en er voor te kiezen met uitsluitend een lichaamssimulatie of als louter geest (in de machine ) voort te leven. Ook zou het volgens Moravec mogelijk zijn geesten geheel of gedeeltelijk te combineren, waarbij de combinaties niet beperkt zouden hoeven te blijven tot de menselijke soort. We zouden ook de ervaringen, vaardigheden en motivaties van andere soorten kunnen toevoegen aan onze geest. Ergens in de loop van deze transformatie zullen we zonder twijfel ophouden menselijk te zijn. Maar dat is juist wat de transhumanisten uiteindelijk voor ogen staat: de schepping van een posthumane levensvorm. In die zin streeft het transhumanisme niet alleen voorbij het humanisme, maar ook voorbij het humane. "Onze speculaties", zo schrijft Morvec, "eindigen in een supercivilisatie, de synthese van al het leven in ons sterrenstelsel, dat zich, gevoed door de zon voortdurend verbetert en uitbreidt, en steeds meer niet-leven omzet in geest. Misschien expanderen elders in het heelal soortgelijke bellen. Wat gebeurt er als we die ontmoeten? Wellicht een fusie, die slechts een vertaalschema tussen beide geheugenrepresentaties zou vereisen. Een dergelijk proces, dat misschien nu wel reeds ergens aan de gang is, zou het gehele universum omvormen tot één grote denkende entiteit, een voorproefje van nog grotere dingen". De denkbeelden van de transhumanisten lijken op het eerste gezicht een hoog science fiction gehalte te bezitten. Vooral het werk van Moravec maakt soms de indruk een hypermodernistische orgie van maakbaarheids- en beheersingsfantasieën te zijn. En misschien ligggen de wortels nog wel dieper en hebben we hier te maken met een geseculariseerde, maar daarom niet minder onrealistische versie van de oude religieuze hoop op onsterfelijkheid, en een projectie van de voorheen aan de goden toegeschreven alomtegenwoordigheid, almacht en alwetendheid in de mens. Een en ander maakt het verleidelijk het transhumanisme niet al te serieus te nemen. Maar hoewel het transhumanisme inderdaad een curieus mengsel is van science en fiction zou zo'n houding niet verstandig zijn. Veel van de technologieën waarop de transhumanisten hun hoop hebben gevestigd zijn immers al realiteit (genetische manipulatie, klonen, het implanteren van pacemakers en van kunstmatige gewrichten, hartkleppen, insulinepompen en elektronische zintuigen), ten minste op onderdelen succesvol gebleken (kunstmatig intelligente schaakprogramma's) of op zijn minst met succes in laboratoriumsetting beproefd (koppeling van en informatieoverdracht tussen zenuwcellen en elektronisch processors, het nanotechnologisch herschikken van atomen, succesvolle cryogene suspensie van bavianen), De evolutionair bioloog Gregory S. Paul en de kunstmatig intelligentie expert Earl. D. Cox voorspellen in hun boek Beyond Humanity: CyberEvolution and Future Minds (1996) dat, wanneer wetenschap en techniek zich in hetzelfde tempo blijven ontwikkelen, een belangrijk deel van het transhumanistische programma nog in de eerste helft van de eenentwintigste eeuw zal kunnen worden gerealiseerd. En zelfs wanneer bepaalde transhumanistische vooronderstellingen (bijvoorbeeld met betrekking tot de 'pattern identity' van de geest) geheel of gedeeltelijk onjuist zouden zijn of de voorspellingen sterk overtrokken (zoals de voorspellingen op het gebied van de kunstmatige intelligentie en robotica uit de jaren vijftig en zestig jaren dat waren), is het zaak het transhumanistische programma serieus te nemen. In zijn compromisloze radicaliteit expliceert dit programma een tendens die kenmerkend is voor de ontwikkeling van menselijke cultuur en die zijn grond lijkt te hebben in de daaraan ten grondslag liggende evolutie van het leven. =-=-=-=-=-=-=-=--=-=-=--=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-= Prof.dr J. de Mul Department of Philosophy / Erasmus Universiteit Rotterdam / P.O.B. 1738 NL-3000 DR Rotterdam (Netherlands) Oostmaaslaan 950-952 / Rotterdam VOX: +31-10-408 8998/8965 FAX: +31-10-212 04 48 private tel/fax: +31-24-3584657 e-mail: j.demul@fwb.eur.nl website: http://www.eur.nl/fw/hyper/home.html =-=-=-=-=-=-=-=--=-=-=--=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-=-= -- * Verspreid via nettime-nl. Commercieel gebruik niet toegestaan zonder * toestemming. <nettime-nl> is een gesloten en gemodereerde mailinglist * over net-kritiek. Meer info: list@dds.nl met 'info nettime-nl' in de * tekst v/d email. Archief: http://www.factory.org/nettime-nl. Contact: * nettime-nl-owner@dds.nl. Int. editie: http://www.desk.nl/~nettime.